Een verblijf van één maand in Rome is voor Koen Peeters het uitgangspunt voor een aantal filosofische reflecties. De religie neemt daarbij een belangrijke plaats in. Eerst bezoekt hij voorbeelden van proto-religiositeit: de catacomben. Die zijn niet als schuilplaats bedacht, maar als een laatste rustplaats voor de christenen. Vervolgens komen kerken aan bod. De auteur bezocht er een dertigtal. Het rijke Roomse leven dat hij er aantreft, doet hem denken aan zijn eigen jeugd, toen katholicisme vanzelfsprekend was. Dit boek handelt over priesters, sjamanen en kunstenaars. Priesters zijn bemiddelaars (biechtvader, herder), kunstenaars bemiddelen niet, maar ontsluiten. Sjamanen gaan nog verder: ze zetten iets in gang. De vele relikwieën in Rome worden aan een kritisch onderzoek onderworpen. In de kerken voert hij gesprekken met geestelijken. Wat betekent het door God geroepen te worden? Of veinzen zij gewoon, zoals vele gelovigen? Dit kleine boekje (38 bladzijden) houdt het midden tussen essay en fictie.