Details
719 p. : ill.
Besprekingen
De Morgen
Ah, Parijs en boeken. Van de bouquinistes, de metropassagiers die daadwerkelijk boeken lezen tot de vele boekenwinkels: schrijvers en hun boeken zijn in deze stad nog altijd overal. En Parijs zit in veel literair werk en schrijverslevens.
Vanuit die dubbele vaststelling schreef Dirk Leyman, auteur, Parijs-kenner en literair journalist bij deze krant, het tegelijk diepgaande en vermakelijke, en bovendien prachtig uitgegeven, Passage Parijs.
Het is iets wat schier onmogelijk lijkt: een origineel boek over literair Parijs. Geïnspireerd door de gelauwerde auteurs en stadslopers par excellence Patrick Modiano en Georges Perec maakt Leyman er een buiten- gewoon, kolkend wandelboek van. Als een volleerd detective neemt hij de lezer in dertig hoofdstukken op sleeptouw langs bars, hôtels particuliers, flatgebouwen en straten.
'Ik wilde de geesten van de schrijvers uit de muren en huizen lokken en in de literaire cafés en brasseries de intellectuele opwinding en de coterietjes van weleer terugvinden', schrijft hij.
Dat is gelukt.
Wie pakweg het hoofdstuk over Colette leest, zal nooit meer op dezelfde manier naar het roemrijke Palais Royal kijken, waar de vrijgevochten schrijfster per se wilde wonen, ook al was het aanvankelijk in 'een vochtige en duistere entresol'. Dat geldt ook voor het poepchique Hôtel Crillon. Het was zeer wellicht daar dat George Orwell als bordenwasser werkte, in een poging zich volledig in de armoede van de onderklasse in te leven.
Messteek
Tegen het decor van Parijs reconstrueert Leyman markante literaire gebeurtenissen met soms verstrekkende gevolgen, zoals de bijna fatale messteek die Samuel Beckett in 1938 kreeg van een zwerver. Diens absurde antwoord op de vraag waarom hij dit deed - 'Ik weet het niet' - had een diepe weerslag op Becketts werk en leven.
Of zoals de 'schokkende' verkiezing door de Académie Française van de Frans-Belgische Marguerite Yourcenar die als eerste vrouw mocht toetreden tot dat cenakel van de Franse taal. Het gekonkel van tegenstanders die 'zo'n dikke en lelijke vrouw' uit de mannenclub wilden weren, toont de lelijkheid achter de grandeur.
Het banale Parijs staat centraal in het hoofdstuk over enfant terrible Michel Houellebecq, die in zijn werk een 'dystopisch, door de markteconomie afgevlakt en geüniformiseerd' Parijs toont en jarenlang in een woontoren woonde.
Vooral schrijvers uit de twintigste eeuw passeren de revue. Maar Passage Parijs is geen sterrenparade. Ook de lotgevallen en verlangens van minder bekende toppers, zoals de breekbare-maar-taaie Brits-Caribische Jean Rhys en de spitante The New Yorker-correspondente Janet Flanner krijgen een hoofdstuk.
Nooit serveert Leyman een makke opsomming van schrijversadressen en anekdotes. Via intrigerende tranches de vie, gekruid met treffende citaten, leer je stukjes van Parijs (beter) kennen of anders bekijken. En via hun strapatsen in deze stad krijg je (meer) inzicht in de schrijvers en hun werk.
Neem nachtbraker en losbol Françoise Sagan, auteur van Bonjour tristesse. Zij verhuisde zo vaak in Parijs, dat je er een weerspiegeling van haar innerlijke onrust in ziet.
En wie zou Paul Auster, bekend om zijn metafictie en ongrijpbare personages, spontaan associëren met vleselijke lusten?
Toch opent Leyman zo het Auster-hoofdstuk. Wie fysieke aanknopingspunten zoekt voor Austers jonge jaren in Parijs, botst namelijk op de Rue Saint-Denis, toen een magneet voor hoerenlopers, waar ook de eenzame Amerikaan aan zijn trekken kwam.
Ontbolsterende nobody's
Ook de vertelvorm prikkelt. Leyman rijgt rode draden door de verhalen van de vaak dolende schrijvers. Hoe komt het dat Parijs nobody's uit de hele wereld aantrekt die net daar ontbolsteren? Alsof precies deze stad de perfecte dosissen inspiratie, vernieuwing, anonimiteit, schoonheid, troost, vervreemding, connecties of juist isolement biedt.
Maar er zijn ook speelse abecedariums (bijvoorbeeld bij Marcel Proust) en ieder hoofdstuk eindigt met carnets d'adresses. Wie meerdere vliegen in één klap wil slaan, kan starten in La Closerie des Lilas, het favoriete drankoord van onder andere August Strindberg waar Beckett en Auster elkaar ontmoetten.
Leyman, die enorm veel Parijse kilometers in de benen moet hebben, beschrijft en plus acht parcours waarin een iconische plek centraal staat, waaronder de Eiffeltoren en de Bibliothèque Nationale de France, die L'Enfer, herbergt: een enorme collectie pornografische en libertijnse literatuur.
Die ongewone aanpak en de zwierige vertelstijl, waarbij je het gevoel krijgt heimelijk binnen te gluren bij Bekende Schrijvers, maakt dit boek, met sublieme foto's, licht verteerbaar en een aanrader voor Parijs- en boekenfans, én voor wie de Franse hoofdstad eens vanuit een andere hoek wil verkennen.
Bovenal wakkert Passage Parijs de goesting aan te doen wat de auteur enthousiast voordoet: gulzig lezen en uren door la capitale du livre dwalen op zoek naar een glimp van de schrijvers en hun verhalen.
Knack
Parijs, meldde de francofiele Brit Julian Barnes ooit in The London Review of Books , is niet te vatten in één boek. Daarvoor heeft de stad een te ongelijk groeipatroon gekend. In zijn flink uit de kluiten gewassen Passage Parijs , roemt Dirk Leyman de Franse hoofdstad precies om die reden. Parijs verandert soms elke honderd meter, aldus de literaire journalist van De Morgen , en dat maakt de stad net zo fascinerend. Guy Debord zei erover dat het leven van een armeluis er interessanter is dan dat van een rijkaard elders. Dat kan tellen.
Maar omdat Barnes wel een punt heeft, beperkt Leyman zich tot het literaire Parijs van de twintigste eeuw, al doet hij een paar uitstapjes naar de negentiende en de eenentwintigste. Hij begint met een lange wandeling in de voetsporen van de Nobelprijswinnaar Patrick Modiano, die steeds weer terugkeert naar datzelfde, raadselachtige Parijs vol herinneringen en verwijzingen. Het is via diens romans, bekent Leyman, dat hij de stad heeft leren kennen en interpreteren. Maar Passage Parijs is meer dan een opsomming van namen en adressen, ook al wordt elk van de dertig hoofdstukken afgesloten met een ‘ carnet d’adresses ’. Het spreekt voor zich dat er heel wat Fransen aan bod komen in het boek, maar bijna evenveel aandacht gaat naar de buitenlanders die er al dan niet carrière maakten. Naar F. Scott Fitzgerald en Gertrude Stein bijvoorbeeld, maar ook naar de volstrekt flippende August Strindberg en naar Samuel Beckett, die zonder een paar messteken van een Parijse zwerver misschien nooit het absurdisme had ontdekt. Leyman is niet de eerste die een boek schrijft over het literaire leven in de lichtstad, dat blijkt eens te meer uit de bibliografie, en het kwam er dus op aan origineel uit de hoek te komen. En dus maakte Leyman een abecedarium over Marcel Proust en Georges Simenon, en gaat hij uitgebreid in op een paar literaire monumenten, zoals het beroemde kamertje L’enfer. Dat is gelegen in François Mitterrands Très Grande Bibliothèque, en herbergt de wellicht op een na grootste collectie pornografische en libertijnse literatuur. Alleen het Vaticaan zou er een grotere hebben, al zul je geen enkele kardinaal vinden die dat wil toegeven. In zijn voorwoord beschrijft Leyman hoe hij als prille twintiger naar Parijs trok en er met een vriend zat te dromen over de boeken die ze later zouden schrijven: ‘Dromen was gratis, vooral in Parijs.’ Passage Parijs is alvast een bijzonder mooie droom die werkelijkheid is geworden. ○
Marnix Verplancke
Parijs en zijn schrijvers, valt er nog iets nieuws over te zeggen? Zeer zeker, toont Dirk Leyman in Passage Parijs , zijn letterkundige parcours door de lichtstad.